Opinie: De ene zwarte zondag is de andere niet

Stijn Oosterlynck
black sunday
De Vlaamse regering gelooft niet meer in de rol van het middenveld om extreemrechts te bestrijden, stelt Stijn Oosterlynck vast. Dat was ooit anders.

Op 26 mei maakten we de zoveelste zwarte zondag mee. Mensen van mijn generatie hebben in hun bewuste politieke leven eigenlijk niet veel andere verkiezingszondagen meegemaakt, met uitzondering van de voorbije jaren waarin de N-VA de ­extreemrechtse partij Vlaams Belang leegzoog. Toch is niet iedere zwarte zondag dezelfde. Het electorale ­wingewest van extreemrechts verschoof van de multiculturele, grootstedelijke achterstandswijken rond de jaren 90 naar ‘verkavelingsvlaanderen’. Vooral in de Denderstreek en West-Vlaanderen kon Vlaams Belang scoren.

 

Ninove krijgt geld uit het Denderfonds om armoede te bestrijden. Jimmy Kets

Maar ook de reactie van de politieke elites toen en nu is fundamenteel anders. Die verschillen vertellen een en ander over hoe sterk de dominante ideeën omtrent het opbouwen en organiseren van een samenleving de voorbije decennia veranderd zijn.

De opeenvolgende zwarte zondagen in de jaren 90 jaagden de toenmalige politieke elite, toen nog de klassieke centrumpartijen, de daver op het lijf. Al gauw stelde men vast dat het electorale wingewest van ­extreemrechts lag in multiculturele achterstandswijken van de grootstad, zoals de Antwerpse Seefhoek. Die kenden decennialang een stadsvlucht van de beter gegoede bewoners. De wijken waren lange tijd verwaarloosd door politici en het overheids­beleid.

Meer centen

Wat we meemaken, is de teloorgang van het geloof in de burger en zijn organisaties om een samenleving mee vorm te geven

Het antwoord liet niet lang op zich wachten. Politici kondigden aan dat ze met zware ­investeringen in de verpauperde stadswijken de ­voedingsbodem voor ­extreemrechts zouden weghalen. In 1995 ging het Sociaal Impuls Fonds van start. Met gerichte investeringen wilde de Vlaamse overheid tonen dat ze de bevolking in de achterstandswijken niet (langer) vergeten was. De inzet was om er de leef- en omgevings­kwaliteit en de sociale samenhang te verhogen. Er werd geïnvesteerd in ­spijbel­coördinatoren, wijkgerichte dienstverlening, sociale opleidings- en ­tewerkstellingsinitiatieven, interculturele initiatieven, woonoplossingen voor thuislozen, enzovoort.

Daarbij was een cruciale rol weggelegd voor sociale organisaties. De overheid geloofde dat het middenveld nodig was om opnieuw sociale samenhang te creëren in achterstandswijken en om het extreemrechtse electoraat terug te winnen. Nieuwe vormen van samenwerking tussen lokale overheden en ondernemende middenveldspelers ontstonden. Zo experimenteerde de publiek-private samenwerking de Buurt­ontwikkelingsmaatschappij in Antwerpen met wijkontwikkeling.

Het zou te kort door de bocht zijn om te zeggen dat die investeringen en de rol die middenveldorganisaties erin speelden, op zich verantwoordelijk zijn voor het terugdringen van extreemrechts in de grootsteden. Ze speelden er, naast onder meer belangrijke sociaaldemografische verschuivingen, wel een belangrijke rol in. De sociale problemen zijn er allerminst weg, maar de wijken zijn vandaag veel weerbaarder tegenover de uitdagingen waarmee ze geconfronteerd worden. Niet het minst door het zich steeds weer vernieuwende burgerinitiatief, zoals huiswerk­klasjes, buurtsportinitiatieven en ­acties voor verkeersveiligheid.

Boze middenklasse

Hoe anders is de reactie op de meest recente zwarte zondag. Nadat Vlaams Belang maandenlang mee aan de onderhandelingstafel had gezeten, ontstond een regeerakkoord dat elk geloof in het belang van de georganiseerde burgersamenleving bij het herstellen van de sociale samenhang opzegt. Het middenveld krijgt een besparing van 900 miljoen euro over vijf jaar tijd te slikken. Goedwer­kende adviesorganen zoals de ­Woonraad worden afgeschaft of afgebouwd. De overheid denkt het ­middenveld niet nodig te hebben voor het herstellen van het sociale weefsel, maar zal deze klus zelf wel klaren via beleids­aanpassingen.

‘De nieuwe Vlaamse regering wil de boze middenklasse tonen dat ze haar woede heeft begrepen’, schreef De Standaard over het regeer­akkoord. Bij een groot deel van de bevolking leeft het gevoel dat de balans tussen rechten en plichten in de samenleving scheef zit. De vraag of die perceptie wel klopt en waar die vandaan komt, lag nooit op tafel. Nochtans tonen cijfers aan dat de middenklasse een grote begunstigde is van de welvaartsstaat met zijn sociale dienstverlening en ondersteuning.

Toch neemt deze Vlaamse regering de perceptie als uitgangspunt voor haar beleid. Ze wil die rechttrekken en zo de samenhang in de samenleving herstellen door de toegang tot maatschappelijke solidariteit voor heel wat groepen, in het bijzonder voor nieuwkomers, moeilijker te maken. Tegelijkertijd rekent de overheid af met organisaties die opkomen voor burgers en hun rechten. Alleen het aangekondigde ­Denderfonds kan dit beeld wat nuanceren (DS 10 oktober). Het voorziet 20 miljoen euro voor onder meer ­Ninove, Denderleeuw en Geraardsbergen, waar Vlaams Belang recent rond de 30 procent scoorde. Met de extra middelen kunnen de gemeenten reageren op de toegenomen armoede en migratie.

Machteloze verzameling

Wat we dus meemaken, is de teloorgang van het geloof in de burger en zijn organisaties om een samenleving mee vorm te geven, om sociale en ecologische noden te identificeren en daarrond de samenleving te vernieuwen. Dat wordt vervangen door een merkwaardig geloof van de ‘staat’ in zichzelf om sociale samenhang te creëren.

Nu is het middenveld een huis met veel kamers. In een aantal ervan stapelden zich doorheen de tijd organisatiebelangen op die het zicht op de oorspronkelijke missie van de organisatie als burgerinitiatief vertroebelen. Er valt dus gerechtvaardigde kritiek te geven op bepaalde organisaties.

Maar wat de Vlaamse regering beoogt, gaat veel verder. Door te doen alsof zij als uitvoerende macht alleen de samenlevings­problemen te lijf kan gaan, komt ze mijlenver af te staan van de ‘Vlaamse canon’. De vrijheid van vereniging, een georganiseerde burgersamenleving én de actieve steun van en samenwerking met de overheid stonden daarin altijd centraal. Zonder stevige, door burgers aangestuurde organisaties dreigt de Vlaamse natie niets meer te zijn dan een losse en machteloze verzameling van individuen.

 

Dit opiniestuk verscheen op 11 oktober 2019 in de Standaard

 

Blijf op de hoogte

Category
*
*
*